Het is bijna zover. Mei komt er aan. En dat betekent ook de toptijd van de meidoorn. In vervlogen tijden, voor de uitvinding van het prikkeldraad in 1873 en met name voor de eerste wereldoorlog, waren meidoorns niet weg te denken uit het landschap. Deze erfafscheidingen en veekeringen van gevlochten meidoornhagen sierden in het voorjaar het land en de uiterwaarden. Toen het prikkeldraad na de eerste wereldoorlog op grote schaal geproduceerd kon worden zagen boeren al snel in dat het veel tijd zou schelen als je die hagen zou vervangen voor het prikkeldraad. Behalve dan in de uiterwaarden. Want het dure prikkeldraad aan paaltjes kon niet zo goed tegen het wassende water. En daar bleven de hagen bloeien. Onderdak geven aan insecten en vogels en een voedselbron voor rupsen en bijen. In Alem staan ze er nog in de uiterwaarden. Wel iets anders onderhouden dan vroeger maar toch. Ze bloeien en scheiden weilandjes af. En dat is in deze tijd van het jaar genieten.Er zijn twee soorten meidoorn en als je er langs loopt moet je er maar eens naar kijken. De eenstijlige (met maar één stijl) en de tweestijlige. Op de foto staat er een eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna). Gedoornd en bloeiend in mei laat de Nederlandse naam weinig te raden over. Monogyna slaat ook op het eenstijlige, de afleiding van Crataegus is niet goed te achterhalen. Maar stijlvol zijn ze wel. En mooi!

Tekst en foto: Dirk Muller